Marian markelo - ik bén DE VERLICHTE VOOROUDER

Marian Markelo aka Nana Efua
Ik ben geboren in Moengo, aan de Cottica rivier, in 1956. Dat is in het district Marowijne, in het Oosten van Suriname. Ik woon in Nederland, in Den Haag. In Suriname heb ik geleerd voor verpleegkundige, met een specialisatie kraamverpleging. In Jamaica aan de UWI (University of the West Indies) haalde ik mijn bachelor Public Health. Later in Nederland heb ik aan de Hoge school.van Amsterdam de Master opleiding Professioneel Meesterschap gedaan, met onderwijskunde en organisatie van onderwijs als richting. En aan de Haagse Hogeschool deed ik de tweedegraads lerarenopleiding verpleegkunde. Ik was 32 jaar docent verpleegkunde aan het Mondriaan college (ROC).
Ik ben ook Winti priesteres, Winti geestelijke, priesteres staat zo raar vind ik zelf, maar goed, het is een gebruikelijke term in Nederland. Ik ben Winti geestelijke, al vanaf mijn vierentwintigste jaar. Ik was veertien toen ik de Winti begon te bestuderen. En ik ben ingewijd toen ik vijfentwintig jaar was. Mijn tweede naam, als Winti geestelijke, of liever gezegd mijn Afrikaanse naam is Nana Efua. Die naam komt uit het Twi, een belangrijke Ghanese taal. Efua is een meisjesnaam en betekent 'geboren op vrijdag'. Nana is een respectvolle aanspreekvorm voor een hooggeplaatste persoon. Voor een preciezere uitleg zie de woordenlijst.
Mijn moeder komt uit een EBG-familie, we waren thuis Protestants - Christelijk. Maar ik had daar vanaf mijn veertiende geen zin meer in, ik las teveel dingen in de Bijbel waarvan ik vond dat ze niet klopten. Dus ik heb mij daarvan losgemaakt en ben de traditionele religie gaan bestuderen. Ik ben bij de Marrons vragen gaan stellen. Als er activiteiten waren die toegankelijk waren, dan ging ik ernaartoe.
Die traditie zit in jou he, je hebt alleen maar een trigger nodig om het te gaan onderzoeken en om het tot uiting te brengen. Zo ben ik ermee begonnen en gelukkig, in 1972, promoveerde Charles Wooding aan de GU (tegenwoordig de Universiteit van Amsterdam) op het verschijnsel Winti, tot doctor in de sociologie. Mijn oom Iwan, de broer van mijn moeder, mijn favoriete oom, heeft mij toen dat boek cadeau gedaan. Nou ja, volgens mij ken ik dat boek uit het hoofd.

WINTI: EEN AFROAMERIKAANSE GODSDIENST IN SURINAME
Een cultureel/historische analyse van de religieuze verschijnselen in de Para
Dr. C. J. Wooding (1972)
Er ging een wereld voor me open. Zoveel van mijn vragen ... de antwoorden lagen in dat boek, gewoon op papier, op schrift gesteld door Wooding. Doctor Wooding is mijn academische Winti - held. Er zijn nog meer Afro-Surinamers gepromoveerd, weet je, maar niemand heeft ooit iets met Winti gedaan. Hij wel. Hij was een Afrikaanse-Surinamer, zijn moeder komt uit de Para. Para is het district waar hij het verschijnsel Winti bestudeerd heeft. Ik zal je dat boek even wijzen. Kijk ... dit is m'n oude boek. Dit is zijn dissertatie.
Keti Koti is voor mij een moment van bezinning. Een moment van terugkijken op de geschiedenis, maar ook kijken naar vandaag. Hoe is de toestand van de nazaten van tot slaaf gemaakte mensen, die zogenaamd reden hebben om Keti Koti te vieren? Ik zeg heel bewust zogenaamd, want eigenlijk valt er niet zo veel te vieren, er valt veel te herdénken.
Mijn moeder, op Moengo, was altijd heel bewust met Keti Koti. De week voor Keti Koti droegen we speciale hoofddoeken, die liet ze maken, binden, stijven, alles. Ze was een goede kokkin, ze kon heerlijk koken en bakken en op Keti Koti doneerde ze heel veel lekkere dingen aan de kerk. We moesten van haar ook naar de kerk op Keti Koti. Ik heb het ook al heel vroeg gezegd, ik was veertien, ik vond dat onzinnig. Ze doneerde ook eten aan de school, want na de kerk hadden we daar altijd Keti Koti viering. Dan was er een feestje, een bazar. Je kon goedkoop eten kopen, grabbelton, touwtje trekken, mast klimmen, allerlei dingen.
In Nederland zijn wij pas twintig, tweeëntwintig jaar bewust en op grote schaal bezig met Keti Koti. Maar ik was ook al ouder toen ik daarover na begon te denken hoor, van hee, Keti Koti moet geen feest zijn, Keti Koti moet een moment van bezinning zijn, van herdenken. En natuurlijk, als je naar de letterlijke betekenis kijkt, van Keti Koti, als je iets kan verbreken, dan ben je blij. En dat is het aspect dat er ook mag zijn, maar ik ben de mening toegedaan, dat er rondom Keti Koti meer aandacht moet zijn voor de geschiedenis en vooral ook voor de doorwerking van de slavernij, heden ten dage. Politiek Nederland, bestuurlijk Nederland, heeft jarenlang dat verband ontkend.
Op de dag van Keti Koti zelf, de officiële herdenking, in het Oosterpark bij het Slavernijmonument, doe ik het plengoffer. Bij de opening van het monument, heeft Kimani Nehusi uit Londen het gedaan, wij hadden hem daar toen vanuit het LPS (Landelijk Platvorm Slavernijverleden) voor gevraagd. En daarna heb ik het altijd gedaan, op één jaar na, omdat ik naar Suriname was. Ik doe het al een jaar of negentien.
Ik heb eigenlijk áltijd speciale kleding aan. Ik ben van de Afrikaanse kleding, dus ik draag dat ook tijdens Keti Koti. Ik heb wel een aantal jaren heel bewust Surinaamse koto-dracht aan gehad. Dat deed ik omdat ik wilde dat de mensen mij herkenden en zich één met mij voelden, maar koto is niet mijn favoriete dracht.
In 2013, toen het 150 jaar na de afschaffing van de slavernij was, heb ik in Senegal speciale kleding laten maken. Daarvoor heb ik zwart met gouddraad laten borduren, en ik heb ook die goudkleurige hoed en schouderdoek gekocht. Nederland had in dat jaar de mond vol over de Gouden Eeuw. Toen dacht ik, die Gouden Eeuw van jullie, ik ga die een andere betekenis geven. Bij het plengoffer heb ik het ook gezegd, de koning zat er ook bij, en Maxima, de koningin: "De Gouden Eeuw van Nederland heeft een zwarte rand en die zwarte rand is slavernij."

Marian Markelo in 2013, herdenking van 150 jaar afschaffing van de slavernij, bezig met het plengoffer bij het Slavernijmonument in het Oosterpark.
In mijn familie werd er zeker over het slavernijverleden gesproken, en over de voorouders. Plantage Marseille is door onze overgrootvader, James Marcus Goedhart, gekocht. Onze voorouders hebben in 1863 de vrijheid gekregen, en zijn op plantage gebleven. Mijn overgrootvader was een kind van een slavin. En mijn grootmoeder, zij is geboren in 1902, haar vader was een slaaf. En zijn moeder ook. Maar ik heb mijn overgrootvader niet gekend. Dus ik ken alleen de verhalen, en dan vooral van mijn grootmoeders nichten. Zij had het niet daarover.
Wij hebben de plantage nog steeds in ons bezit en in onze familieverhalen van mijn moeders kant werden altijd verhalen over de plantage verteld. We hebben nog twee van die grote suikerketels op de plantage staan. Hier in Nederland is over onze plantage ook heel veel in de geschiedenisboeken die over de slavernij-economie gaan geschreven.
Ik heb tantes die als kind nog op de plantages geweest zijn, die in oude gebouwen hebben geslapen. En ik heb ook een tante die altijd vertelde over Boni, de Marronleider, die drie weken op de plantage heeft gelogeerd. Zijn moeder was ook een slavin van de plantage Marseille.
Tegenwoordig zijn we in Nederland meer bewust in het brengen van Keti Koti dan in Suriname. Ik heb Keti Koti ook in Suriname meegemaakt en de manier waarop ik hier de Kabra Neti's organiseer heb ik van de culturele vereniging die ik in Suriname mede had opgericht met Emilia Burgzorg, bijna al die vrouwen zijn al wijlen, ze behoren al tot de voorouders. Wij hebben altijd gezegd: Keti Koti kan niet alleen maar feest zijn. Er moet een goed moment voor het herdenken van het leven van de voorouders zijn. En daarom deden we altijd de avond voor Keti Koti, de vooroudernacht, aan het Molenpad nummer 10, in Paramaribo. Daar deden we de gebeden, gezangen, heel bewust, we deden zelfs rituele baden, om dat stukje geestelijkheid, om dat stukje spiritualiteit, om dat stukje hoger bewustzijn, om die laag aan Keti Koti toe te voegen.
Want verder was het: naar het jeugdcentrum gaan aan de Sophie Redmondstraat, kotoshows lopen, lekker eten aan de Waterkant, en dan naar huis, oppervlakkig. Ik weet niet precies hoe het tegenwoordig is, hoor, want ik ben in geen jaren naar Suriname gegaan rond Keti Koti. Ik heb hier andere, belangrijkere dingen te doen.
In Suriname is het al jaren een nationale feestdag, maar hier in Nederland stel ik me voor dat een nationale herdenkingsdag voor het slavernijverleden en kolonialisme van Nederland goed zou zijn. Dat Nederland een dag instelt om na te denken over zijn eigen koloniale verleden. Eén juli hebben we al, die dag is bijna geïnstitutionaliseerd. En slavernij gaat ook over kolonialisme.
Een nationale feestdag hier? Heel Nederland hoeft daar toch geen vrije dag voor te krijgen? Eigenlijk vind ik dat de werkgever ervoor moet zorgen, dat als je aangeeft dat je Keti Koti wil herdenken, dat je vrij krijgt van de planning. Iedereen die die behoefte heeft moet dat kunnen krijgen.
En dan nu over de Kabra Neti, de nacht van de voorouders, zoals we dat noemen.
Op die avond stellen wij de voorouders centraal. We nodigen de voorouders uit om bij ons, hun nakomelingen, op bezoek te komen. We bereiden een maaltijd, maken versnaperingen klaar en die zetten we op de tafel. En zo een offertafel is een ankerpunt voor de energie van de voorouders. Maar het is ook een ankerpunt voor onszelf.
Zo een Kabra Neti is bedoeld om de voorouders eer te betonen, ze respect te betonen, en ze te danken. En het leven met hen te vieren. Want in de Afrikaanse Surinaamse spiritualiteit zeggen wij dat het leven een cirkel is, waarbij heden, verleden en toekomst met elkaar verbonden zijn. Waarbij onze levende doden, degenen die vandaag leven en degenen die morgen nog geboren moeten worden, al, met elkaar in verbinding zijn. En op zo een nacht van de voorouders herdenken wij het leed, maar vieren wij ook ons hedendaags leven.
De avond is verdeeld in een aantal fasen. De eerste fase is het inrichten van de rituele maaltijd van de voorouders, op een tafel met allemaal verschillende voorwerpen. Dan wordt het ritueel ceremonieel geopend: we gaan in gebed, we vertellen het verhaal van de voorouders, en dan beginnen we met de 'spelletjes'. En dat zijn de spelletjes die de slavenkinderen op de plantages speelden. In geval ze tijd hadden om te spelen, als ze niet nog moesten werken, want het was kinderarbeid ten top. En die spelletjes noemen we Kanga. En ín die Kanga worden verschillende verhalen verteld van het leven op de plantage. 'Faya si ton' is er één van. Zo zijn er verschillende liederen, die allemaal een verhaal vertellen over het leven in slavernij. En, het had een tweedelig doel, want de oplettendheid van de kinderen, het luistervermogen, beweging, spieren, die werden ook getraind tijdens de spelletjes.
Verder zijn er ook de Soko psalmen, dat zijn de liederen die ontstaan zijn op de overgang van het Afrikaanse naar het Surinaamse. De Soko psalmen hebben soms ook woorden waar wij vandaag de betekenis niet van kennen, ze zijn zo overgeleverd.
Daarna, en dat is de laatste fase, besluit ik, die de ceremonie leid, dat we nu met de voorouders samen gaan eten en dan mag iedereen rondom de tafel, en dan pak je iets en dan eet je, iedereen neemt een paar hapjes, het is een ritueel.
Tijdens de Kabra Neti dragen we bepaalde kleuren, omdat in de slaventijd de voorouders geen superkeus in kleuren hadden. Het was donker, grijs, zwart, indigoblauw, weet je, net als denim, zo een kleur. En de voorouders die op een bepaald moment gedoopt werden, die kregen van de EBG-kerken wit, ook als kleur. Dus het gaat over grijs-wit, zwart-wit, wit met donkerblauw, zoals indigo en marine. En die gebruiken we bij de voorouderrituelen, omdat wij willen dat de voorouders ons herkennen.
Daarom zetten we ook op zo'n tafel geen bami of een loempia of een roti. De traditionele Afrikaanse Surinaamse gerechten komen op zo'n voorouder rituele offertafel. Dus: heri heri, pindasoep, geroosterde bananen, een soekriertie, gestampte mais, bojo, ...
En als drank: water, gemberbier, hibiscus, want dat is ook iets wat al eeuwen bestaat, gemberthee, orgeade, thee, koffie, suikerriet, suikerwater. En drank. Palmboomrum. Want bij de rituele wassing behandelen wij al onze doden met palmboomrum. Dus die mensen, die moeten die geur herkennen. En natuurlijk water. Water is heel belangrijk. Water is het verbindingsmiddel met alles en iedereen dat leeft, ook als je dood bent. Op die manier. Want de voorouders, die zijn belangrijk in ons leven. De voorouders blijven met ons verbonden, de voorouders doen voorspraak bij Anana Keduaman Keduampon. De voorouders zijn in het dodenrijk. Zij gaan over het dodenrijk, zij ontvangen alle mensen die doodgaan. En de voorouders zijn onze raadgevers. Die zijn altijd bij je. En ze bemoeien zich overal mee. Dat ook, haha. Ja.
Als je mij vraagt welke tekst ik mee wil geven aan jouw kunstproject, dan zeg ik:
Ik BEN de verlichte voorouder. Mijn voorouders zijn niet buiten mij. Ik ben door mijn voorouders verlicht in alle lagen van mijn leven. Geschilderd met goud, ja, dat geeft het helemaal weer. En mag de doek zwart zijn of heel erg diep blauw, indigo, marine?"
Het werd nachtblauw, dat vond ik in de context van de Kabre Neti de mooiste kleur.

De doekjes van katoen, bij de tori van Marian. De tekst schilderde ik met goudverf.
Drie video's waarin Marian Markelo een aantel liederen uit de tijd van de slavernij zingt en vertelt
over de achtergrond ervan.
Hieronder: een impressie van één van de openingsspelletjes van de kanga, gemonteerd met video-opnames die ik maakte tijdens de Kabra Neti in Florijn, Amsterdam Zuidoost, op 30 juni 2021.
De kanga, dat zijn de spelletjes die de kinderen tijdens de slavernij speelden onder leiding van de oppasmoeder, soms tijdens de volle maan.
Het lied in bovenstaande video is de oproep aan de gemeenschap om met de bewoners van het dodenrijk plezier te komen maken nadat men gereinigd is.
Kanga hadden in de tijd van de slavernij ook een opvoedende functie: de kinderen leerden over het belang van hygiëne. Bovendien werd hun geleerd om samen te werken, om elkaar te helpen.
De tekst luidt als volgt:
Iyo iyo hede-man kanga yoyo yoyo iyo iyo
hede-man kanga mek un g'en watra.
Tijdens het zingen loopt de groep tegen de klok in rondom iemand die in het midden op een stoel zit. Bij het gedeelte van mek un g'en watra (laten we hem water geven) maakt men een beweging als of men water uit een emmer neemt met een kalebas en over de persoon in het midden giet. Diegene 'wast' dan zijn / haar hele lichaam met dat 'water'. Als die persoon 'gewassen' is, is de volgende aan de beurt om op de stoel zitten. Het spel is afgelopen wanneer iedereen aan de beurt is geweest.